16 januari – Dag van de Godsdienstvrijheid

Dag van de Godsdienstvrijheid

Op Dag van de Godsdienstvrijheid wordt herdacht dat de door Thomas Jefferson (al in 1777) geschreven Virginia Statute for Establishing Religious Freedom op 16 januari 1786 een wet werd. Dat het een wet werd hebben de Amerikanen te danken aan James Madison, één van de Founding Fathers en de latere vierde president van de Verenigde Staten van Amerika (1809-1817). Om deze historische belangrijke gebeurtenis te vieren riep begin jaren ’90 de toenmalige president van de Verenigde Staten van Amerika George W. Bush 16 januari uit tot Religious Freedom Day (Dag van de Godsdienstvrijheid ). Een dag die sindsdien jaarlijks wordt opgeluisterd met een presidentiële proclamatie. Ook zo nieuwsgierig naar die van president Trump?

Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging

De passage over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging zoals hij nu in de Nederlandse Grondwet staat heeft een lange weg bewandelt. Het begon in 1798, in dat jaar staat in de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk 1798 Burgerlijke en Staatkundige Grondregels de volgende passage te lezen: Geene burgerlijke voordeelen, of nadeelen, zijn aan de belijdenis van eenig Kerkelijk Leerstelsel gehegt. Hoe dit uiteindelijk is geëvolueerd tot het Artikel 6 van heden kun je hier lezen.

Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden

In Artikel 6 van de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden staat het volgende geschreven:

  1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
  2. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Met andere woorden: in Nederland is iedereen vrij om zijn godsdienst of levensovertuiging te kiezen. En iedereen is vrij om te laten zien wat zijn godsdienst of levensovertuiging is. Dit mag je alleen doen of samen met anderen. Binnen de muren van een gebouw, maar ook daar buiten. Dit laatste mag alleen als je je houdt aan de andere artikelen van de Grondwet en aan andere wetten.

Atheïst, scepticus of agnost ?

Tegenover de groep gelovigen staat de atheïst, de scepticus en de agnost. Als ik de definities door worstel dan geloof ik dat ik tot de groep “sceptici” behoor. Ik ben dus iemand die twijfelt aan het bestaan van God. En mijn twijfel wordt grotendeels veroorzaakt door het gebrek aan tastbare feiten en bewijzen. In mijn optiek, alvast excuses richting de groep gelovigen onder ons, kan de Bijbel als boek net zo goed tot de groep “fantastische streekroman” behoren.

  • atheïst of godloochenaar is iemand die ontkent dat God of een god bestaat
  • scepticus (letterlijk “twijfelaar”) twijfelt aan het bestaan van God.
  • agnost (letterlijk “niet-weter”) is iemand die zegt dat men niet weet of kàn weten dat God bestaat of niet bestaat.
Deel dit bericht

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.